Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de man Micha had een godshuis; en hij [11]maakte een [12]efod, en [13]terafim, en [14]vulde de hand van een uit zijn zonen, dat hij hem tot een [15]priester ware. 11. Van de resterende som van het geld. 12. Zie Ex.28:4. 13. Zie Gen.31:19. 14. Zie Lev.7:37, alzo onder, vs.12. 15. Dit alles deed hij tegen Gods uitgedrukt bevel. Want God had maar een efod geboden te maken voor den hogepriester in Israel, om God door urim en thummim raad te vragen, Num.27:21. Beelden ten godsdienst waren scherpelijk verboden, en niemand mocht priester zijn, dan die van Aarons linie was; zie Num.16:40, en Num.18:2,7, enz.